3 juli 2007 Beklimming Mt Ararat  0 km
1.15 uur. Ik sta midden in de nacht op. Vandaag wordt een bijzondere dag. Ik ben namelijk op een kampeerplaats op 4200 meter hoogte. Samen met een groep van 12 mannen en vrouwen uit Iran, Mirjam en Burhan ga ik proberen de 5165 meter hoge Ararat -de hoogste berg van Turkije- te beklimmen.

Mirjam is een Nederlandse fietsster. Ik had in Nederland met haar afgesproken dat we elkaar zouden treffen in het oosten van Turkije om vervolgens samen door Centraal Azië te reizen. Mirjam is ziek in Doğubeyazıt -waar we hadden af gesproken- aangekomen. Burhan -een Turkse berggids- heeft haar opgevangen. Hij had een trip gepland om met 12 Iraniërs de Ararat te beklimmen. Mirjam mocht gratis met hem mee en ik voor de halve prijs. Altijd nog 200 euro. Ik had geen idee of die prijs goed was. Individuele reizigers betalen inderdaad meer dan het dubbele. Maar zo'n wandeltrip leek me wel een leuke afwisseling op het fietsen.

Twee dagen geleden zijn we met een busje van Doğubeyazıt -op een hoogte van 1600 meter hoogte- naar de flanken van de vulkaan gereden. Vanaf een hoogte van 2200 meter zijn we naar de eerste kampeerplaats -op een hoogte van 3200 meter- gelopen. Gisteren zijn we verder geklommen naar 4200 meter hoogte.

Ik loop naar de tent waar Mirjam en Burhan slapen. We hadden afgesproken om 2.00 uur te vertrekken. In verband met het slechte weer wordt het vertrek uitgesteld. Ik ga terug naar mijn tent en val snel weer in slaap.

Om 4.30 uur vertrekken we. Helaas zonder ontbijt. Burhan heeft zich namelijk verslapen. Hij zou voor ons thee en wat eten halen op de iets lager gelegen kampplaats van een groep Duitsers. De Duitse groep is echter al vertrokken. Mirjam en ik eten snel wat koekjes en chocolade.

In verband met de grote hoogte lopen we heel langzaam de steile helling op. Maar voor de groep Iraniërs lopen we veel te snel. Burhan loopt -net als de afgelopen dagen- gewoon verder en laat de groep achter. Die moeten zelf maar zien hoe ze naar boven komen. Mirjam en ik volgen hem. Later loopt ook één van de Iraniërs met ons mee.

Tijdens het klimmen heb ik behoorlijk hoofdpijn. Ik neem een ibruprofentablet. Dat helpt. Het lijkt erop dat ik meer last van de hoogte heb dan de anderen. Gistermiddag had ik last van hoogteziekte. Naast flinke hoofdpijn had ik urenlang last van braakneigingen. Ook toen heb ik een ibruprofentablet genomen. Gelukkig voel ik me nu iets beter.
Al snel halen we een deel van de groep Duitsers in. Drie -wat oudere- mannen vinden het te moeilijk. Ze keren om en lopen terug naar de kampeerplaats. Steeds langzamer lopen we door de sneeuw omhoog. Er staat een harde, koude -het vriest- wind. Maar het is prachtig zonnig -we zitten boven de wolken- weer geworden.

Op 5000 meter hoogte bindt Burhan bij Mirjam -die net als Burhan geen bergschoenen heeft- ijzers onder zodat ze beter door de sneeuw kan lopen. Voor mij zou hij ze ook mee nemen. Maar ondanks dat ik hem er een paar keer naar gevraagd heb heeft hij in plaats van 3 slechts 1 paar mee genomen. Gelukkig is de sneeuw zacht genoeg zodat Burhan en ik niet steeds uitglijden.

Het laatste stuk omhoog gaat erg langzaam. Hijgend als een paard kom ik boven aan. Daar staan ook de snelste lopers van de Duitse groep. Snel maken we wat foto's. Op de top is het te koud om er lang te blijven. Iedereen schudt elkaar de hand om vervolgens snel af te dalen. Alleen de Iraniër die met ons mee is gelopen, blijft boven achter. Hij wil wachten op de rest van zijn groep. Burhan -die al een stukje is afgedaald- roept dat hij ook moet afdalen. Dat doet hij niet. Ik hoop dat hij niet onderkoeld raakt op de top.

Burhan rent de helling af. We volgen hem. Op 4700 meter hoogte komen we de groep Iraniërs tegen. Burhan verwijdert de ijzers onder de schoenen van Mirjam. Daarna rent hij hard de berghelling af. Na enkele minuten is hij uit het zicht verdwenen. We moeten zelf maar zien hoe we terug bij onze tenten komen.

Mirjam durft in de sneeuw niet zo snel af te dalen. Ik geef haar een hand. Als een dansend paar springen we samen door de sneeuw de helling af. Als één van ons twee in de sneeuw weg zakt -en daardoor bijna valt- vangt de ander dat op. Het afdalen wordt op een gegeven moment lastiger. Tussen de sneeuw liggen steeds meer rotsen en stenen.

We weten niet goed waar we het beste naar beneden kunnen lopen. We horen iemand achter ons roepen. Het is de berggids van de snelste wandelaars -die we in het begin van de afdaling hebben ingehaald- uit de Duitse groep. Hij maakt ons duidelijk -door middel van handgebaren- dat we te ver naar rechts zijn afgedaald. We wachten op de groep zodat we niet meer verkeerd lopen. In de groep heeft iedereen de ijzers nog onder en ze lopen met stokken. Stuntelend volgen de twee lagelanders -Mirjam en ik dus- de Duitsers met hun goede uitrusting.

Mirjam lijkt het handiger om naar beneden te glijden. Ik zeg dat ze beter in een ander spoor kan glijden. Te laat. Ze glijdt al naar benden en het lukt haar niet meer om in het andere spoor te komen. Ze glijdt recht op de Duitsers af. Hoewel ze de achterste loper wel raakt gaat het net goed. Van de gids krijgt ze een pikhouweel om af te remmen. Ik wil graag mijn broek droog houden -Mirjam heeft mijn regenbroek aan- en laat me rechtop staand naar beneden glijden. In deze heerlijke -maar op deze hoogte vermoeiende- sneeuwpret laten we de Duitsers weer snel achter ons. Al snel zijn we terug bij onze tenten. Burhan ligt al in zijn tent uit te rusten. Hij is iets te snel afgedaald. Daarvan getuigt een enorme scheur in zijn broek.

Urenlang wachten we tot de groep Iraniers -die allen de top gehaald hebben- terug zijn. We ruimen onze tenten op en pakken alles weer in onze rugzakken. Burhan stopt de slaapzak en matje van Mirjam in zijn rugzak. Zo heb ik -nu ook ons eten bijna op is- een lekker lichte rugzak. Van 14.00 tot 20.00 uur dalen we af met slechts enkele korte stops. Alleen op een hoogte van 2400 meter hoogte -bij het zomertentenkamp van de familie van Burhan- houden we een rustpauze. We krijgen er -net als op de heenreis- brood met yoghurt en thee. Op 2200 meter hoogte staat een busje op ons te wachten. In het donker rijden we terug naar Doğubeyazıt.

Terug bij hotel Isfahan -waar onze fietsen staan- geef ik Burhan zijn rugzak terug. Ook betaal ik hem voor de trip. Ik stop mijn spullen terug in de fietstassen. Mirjam is opeens verdwenen. Ik heb honger en ik ben moe. Het duurt me allemaal te lang. Ik ga op zoek naar haar. Ik wil graag weten of ze hier -dit hotel is 2 keer zo duur- wil blijven of terug wil gaan naar hotel Erzurum. Op de derde verdieping zit ze met Burhan op een ruime kamer waar 2 bedden in staan. Ze mag voor niets op zijn kamer slapen. Dat vindt ze wel prettig want ze wil zo lang mogelijk blijven reizen met haar spaarcenten. Maar hij probeert haar steeds te versieren en kan zijn handen niet thuis houden. Ze weet niet wat ze moet doen -de laatste nachten heeft ze hem ook op afstand weten te houden- en laat de beslissing aan mij over. Dus vertrekken we naar hotel Erzurum -voor 8 Turkse lires zou ik geen enkel risico nemen- en laten Burhan teleurgesteld achter.

7 juli 2007  Gastvrij Iran (123 km 898 hm)
Het is vroeg als we wakker worden. Gisteren avond hebben we -Mirjam en ik- onze tenten uit het zicht van de weg opgezet achter enkele zandheuvels. Het is een heerlijke ochtend omdat we het geluk hebben dat onze tenten nog niet in de zon staan. Er komt een groep schapen langs. Achter de groep lopen twee jongens. Ze komen nieuwsgierig bij onze tenten staan. Na een paar minuten maak ik een gebaar dat ze weg moeten gaan. Gelukkig doen ze dat ook zodat we in alle rust onze laatste Turkse kaas en brood kunnen op eten.

Na 10 km staan er twee -voor ons vreemde- fietsers in de berm. Vader en zoon uit Mashhad in het oosten van Iran. De afgelopen 15 dagen hebben ze 1700 km gereden. Naast eenvoudige fietstassen, hebben ze ook rugzakken op. Ze rijden in korte broeken, maar hebben daaronder een soort lange strakke blauwe fietsbroeken aan. Ik neem aan dat ze dat hebben om -hier in het islamitische Iran- hun benen geheel bedekt te houden.

Na de lunch in het drukke stadje Marand fietsen we op het heetste moment van de dag een bergpas van ongeveer 1800 meter hoogte op. Mirjam heeft het er nogal moeilijk mee. In verband met de islamitische wetgeving in Iran heeft ze haar benen, armen en hoofd bedekt. Vooral die hoofddoek zit nogal warm. Ik duw haar een deel van de klim want ze komt nauwelijks vooruit. Ze ziet er nogal verhit uit.

Vlak voor de pashoogte rusten we in de schaduw even uit. In het begin van de afdaling stoppen we bij een restaurant. Mirjam heeft het niet zo warm meer. Ze heeft honger. Dus bestellen we wat te eten. Tijdens het eten maken we kennis met Piet -hij wil niet met zijn echte naam vermeld worden- die aan een tafel naast de onze zit. Piet heeft een aantal bedrijven op verschillende plaatsen in Iran. Voor het bezoeken van een van zijn bedrijven heeft hij een appartement in Tabriz. Hij nodigt ons uit daar vannacht te slapen. We spreken af om 19.00 uur op een kruispunt vlakbij het appartement.

De weg naar Tabriz daalt langzaam. Mirjam heeft er een flink tempo in gezet. Ik moet flink door trappen om haar bij te houden. In de straten van Tabriz komt Piet ons al tegemoet rijden. Door het chaotische verkeer volgen we hem daarna naar het luxe appartement.

Piet vindt het leuk om ons te verwennen. Na een heerlijke douche krijgen we water, thee, limonade en vers fruit. Later op de avond bestelt hij een eenvoudige maaltijd. Het wordt een gezellige avond. Piet regelt voor ons een auto met chauffeur voor de volgende dag. Dan krijgen we een rondleiding door de stad en Mirjam kan haar fiets laten repareren. Ook vraagt hij of we morgen met hem in een 5-sterren hotel willen gaan eten.

 

20 juli 2007 Op Mt Damavand (0 km)
Eergisteren zijn we aan de beklimming van de Damavand begonnen. Mirjam en ik zijn toen door Piet -waar we enkele dagen gelogeerd hebben op 40 km van Teheran- in Teheran afgezet. Daarna zijn we door Teus Jan en Mijndert -twee Nederlandse motorrijders- afgezet in Reyneh. Reyneh ligt aan de voet van de Damavand, de hoogste berg van Iran. Teus Jan wandelt met ons mee de berg op.

Gisteren zijn we van een hoogte van 3050 meter -de eerste kampeerplaats- naar een hoogte van 4300 meter gelopen. Vandaag gaan we proberen de top -op een hoogte van ruim 5600 meter- te halen. Om 3.00 uur ben ik wakker. Dit is het geplande tijdstip om naar de top te lopen. Het sneeuwt helaas. Pas rond 7.00 uur kunnen we vertrekken.

Het lopen valt tegen vandaag. Er ligt 10 cm verse sneeuw. We zien daardoor geen pad. Ook is het moeilijk te zien waar je loopt. Vaak ligt er onder de sneeuw los grind, waardoor we vaak weg zakken. Heel langzaam stijgen we. Ik heb -als gevolg van de hoogte- al snel last van braakneigingen en Teus Jan -die niet gewend is zolang te lopen- is moe. Mirjam vindt dat we beter terug kunnen gaan. We zijn veel te laat vertrokken en door de sneeuw stijgen we veel te langzaam. Ze is bang dat we niet op tijd terug zijn. Maar Teus Jan en ik willen eerst nog verder lopen tot we er zeker van zijn dat we de top niet kunnen halen.

Op ongeveer 4900 meter hoogte heb ik -na het eten van een klein stukje chocolade- weer braakneigingen. Nu we waarschijnlijk de top niet meer gaan halen wil ik niet nog meer risico's nemen. We gaan terug. Teus Jan en Mirjam dalen langzaam af. Ik loop ver voor ze uit naar de tent. Ik wil zo snel mogelijk afdalen, in de hoop me snel beter te gaan voelen. Bij de tent ruim ik mijn spullen op. Als Mirjam en Teus Jan er zijn, willen die eerst eten voor we verder afdalen. Helaas, want ik wil eerst snel naar beneden en pas eten als ik me beter voel.

Op een hoogte van 3650 meter hoogte kunnen we onze waterflessen vullen bij een beekje. Hier zitten ook twee Afghaanse herders met een kudde schapen. Ze nodigen ons uit voor de thee. Ook krijgen we te eten van ze. Ik heb inmiddels geen last meer van de hoogte, dus smaakt het eten uitstekend. Het is een gezellige pauze. Ze maken muziek en dansen.

Hier op de berg zijn we ver van het Iranese gezag. Want dansen is verboden. Dat mag alleen binnenshuis. Ook loopt Mirjam zonder hoofddoek en heeft ze geen extra lang shirt of jasje aan dat tot  over haar billen valt. Vlak voor we afgedaald zijn tot de hoofdweg doet ze haar hoofddoek weer om.

Op de asfaltweg krijgen we al snel een lift naar Reyneh. In het gebouw voor bergbeklimmers -waar we eergisteren een gids voor de eerste dag hebben ingehuurd- kunnen we overnachten. Teus Jan rijdt nog net voor het donker op zijn motor terug naar Teheran. De mensen vertellen ons dat -in verband met het slechte weer- er vandaag niemand naar de top is geweest. Wel hebben enkele ervaren bergbeklimmers -die al meerdere malen naar de top zijn geweest- sneeuwblindheid opgelopen.

23 juli 2007 The Good, the Bad and the pure Evil (tekst site Mirjam) 98 km
Na een overnachting bij een Koerdische familie zijn we vroeg op weg. Mirjam merkt al snel dat de kinderen aan onze fietsen hebben gezeten. Er is een sticker -die op haar fietsframe zit- half losgetrokken en ze hebben een fluitje van haar fiets gestolen.

Bij een eenvoudig wegrestaurant eten we een lekkere omelet. Als we verder willen fietsen heeft Mirjam een lekke voorband. De gescheurde buitenband -die ze gisteren heeft verwisseld met haar achterwiel- vervangt ze met haar reserve band. Ook de binnenband vervangt ze door een nieuwe band

Na Saveh komen we op een drukke tweebaansweg. Er is een hele smalle geasfalteerde vluchtstrook. Door de harde zijwind -in combinatie met de vele vachtauto's- is het moeilijk fietsen op de weg. Ik hoor Mirjam achter me roepen. Als ik om kijk zie ik haar op de weg liggen en rijdt er een auto met een boogje om haar heen. Ze moet snel van deze drukke levensgevaarlijke weg af. Ik draai om en ga naar haar toe. Ze staat inmiddels langs de weg als ik bij haar kom. Ze heeft zich gelukkig niet verwond. Wel is haar bagagedrager -aan de voorzijde- gebroken. Haar voortassen hangt ze op mijn fiets. We proberen vanaf nu zoveel mogelijk de zandwegen langs de weg te volgen.

Tegen de avond vragen we bij de ingang van een boomgaard of we onze tenten mogen op zetten. Dat mag helaas niet. Een kilometer verderop zien we een klein gebouw in de volgende boomgaard. We besluiten daar de tent op te zetten. Een man -die bij de ingang van de vorige boomgaard stond- komt nog achter ons aan. Hij vindt dat we beter naar Saveh kunnen gaan. Maar even 30 km terug rijden is geen optie. Hij wil ons er wel naar toe brengen met de auto. Maar dan moeten we morgen nog een keer over die gevaarlijke weg. We slaan zijn aanbod af.

Bij het gebouwtje is niemand. Het is een kleine opslagruimte met een overdekt voorgedeelte. De opslagruimte is afgesloten, maar er is ook een kleine nevenruimte waar de deur open is. Daar leggen we onze tassen neer. Mirjam zet haar tent op onder het afdak. Voor ze haar tent op heeft gezet arriveert er een jonge -ongeveer 20 jaar oude- man. Mirjam probeert met hem te communiceren, maar dat lukt niet. Wel krijgen we te eten van hem. Mirjam eet niets -ze voelt zich nogal moe- en gaat in de tent liggen. Na het eten kook ik water. De jonge man wil geen thee van me en gaat weg. Ik geef Mirjam een kop soep en zet thee van de rest van het water.

Al snel komt de jonge man weer terug met twee vrienden. Ze drinken thee. Ik ga voor de tent zitten. Ze kunnen nauwelijks iets in de tent zien, maar ze zitten wel steeds te staren. We zetten de fietsen in de opslagruimte omdat dit volgens de drie mannen veiliger zou zijn. De poort naar de opslagruimte gaat op slot. Ik vind het te warm in de tent en ga voor de tent liggen. De drie mannen liggen een meter verderop.

Als we een uur liggen te slapen, zegt Mirjam dat ze iets aan haar been voelt. Ik sta op maar ik zie niets. Wel heb ik iets gehoord. Dit gebeurt nog twee keer. De vierde keer is Mirjam snel uit haar tent en ziet ze een van de mannen. Hij heeft zijn slaapplaats verlaten en is om het gebouw heen gelopen. Ik ga naast de tent liggen zodat dit niet meer kan gebeuren.

Alle drie de mannen staan op. De twee jongste mannen maken op agressieve wijze duidelijk dat ik met de oudste mee moet gaan. Ik begrijp dat het de bedoeling is dat zij dan Mirjam kunnen hebben. Ik maak ze duidelijk dat dat niet gaat gebeuren. Ik wil dat onze fietsen uit de opslagruimte worden gehaald zodat we kunnen vertrekken. De twee mannen komen steeds dreigender op me af. De derde man gaat naar Mirjam. Ze spuit peperspray in zijn oog.

Nu zijn alle drie de mannen boos. De derde man staat te zwaaien met een grote schop. Eén van de twee jonge mannen heeft een doek waarin hij me wil vangen. Terwijl de andere een pistool pakt. Ik ben niet bang voor het pistool -als ze me willen neerschieten dan doen ze dat toch wel- en duw het weg. Ze richten nu het pistool op Mirjam. Ze is bang en komt uit de tent om de mannen tot rust te bedaren.

De twee jonge mannen vallen me aan. De derde man trekt Mirjam weg. Ik wil haar helpen, maar ik kan niet weg. Terwijl een man me slaat, probeert de ander me in de doek te vangen. Ik zie maarr één oplossing. Ik trek ons drieën van de verhoging van ongeveer 80 cm af in de hoop dat een van de twee mannen in de val verkeerd terecht zal komen. Dat pakt verkeerd uit. Een van hen heeft de doek nu om mijn nek gedraaid. Om niet te stikken kan ik net op tijd mijn hand er tussen krijgen. Ik heb nu nog maar één hand om de klappen van de andere man af te weren.

De derde man komt terug. Hij wisselt een van de jonge mannen af. Hij heeft de grote schop weer in zijn hand. De ander heeft me nu bij mijn shirt -dicht bij mijn keel- vast. Met het stalen deel van de schop probeert hij me op mijn hoofd te slaan. Ik duw steeds de andere man ertussen zodat hij niet kan slaan. Dan stoot hij me met de zware houten steel hard op mijn lichaam.

Ik zit op mijn hurken. Ik krijg bijna geen lucht. Ik zit te piepen en heb een enorme droge mond. Een van de jonge mannen houdt me bij mijn shirt vast. Ik zit nu iets verderop, maar ik weet niet hoe ik hier terecht gekomen ben. Een van de andere mannen komt weer terug en begint weer te slaan. Ik schop hem in zijn kruis. Hij schopt me onderuit. Nu laat men me -terwijl ik in een soort vogelnesthouding lig- een paar keer hard op mijn rug vallen. Het lijkt erop dat ze het laatste beetje lucht dat ik nog heb uit me willen persen.

Een man gaat weer weg. De ander probeer ik tot bedaren te brengen. Hij wijst alsof ik mijn spullen moet pakken en verder de boomgaard in moet gaan. Maar ik wil terug naar de weg. Verderop in de boomgaard zal men me vermoorden en verstoppen. Ik heb Mirjam al een hele tijd niet gezien. Wat hebben ze met haar gedaan?

Plotseling komt er een oudere man met baard. Hij loopt naar het gebouwtje. Ik word losgelaten en we lopen achter hem aan. Ik pak de oudere man bij zijn arm en roep om hulp. Inmiddels komt ook Mirjam teruglopen met een andere man. Het lijkt erop dat de oudere man begint te begrijpen wat er zich hier heeft afgespeeld. De jonge man -die me steeds vasthield- is bang voor hem en krijgt ook een paar klappen van hem. De oudere man wil weer weg gaan. We houden hem vast: "Help, help alstublieft."

Samen met de oudere man en de jonge man -die Mirjam heeft bevrijd- pakken we onze spullen. De oudere man pakt de sleutel van één van onze aanvallers -één aanvaller is al gevlucht- af, zodat we de fietsen uit de opslagruimte kunnen halen. We vragen de oudere man met ons mee te lopen tot aan de weg. Vlak voor de weg draait hij om. Hij gebaart dat hij aan het werk moet.

We fietsen de weg op. Terug naar de meloenverkopers 2 km verderop. Ze bellen de politie voor ons. De politie is er erg snel. We laden de fietsen achter in de bak van de politieauto. Het is even onduidelijk waar Mirjam moet zitten. Uiteindelijk mag ze voor in de auto zitten, maar niet naast de politieagent. We rijden meteen terug naar de plaats waar alles mis liep. Daarna gaan we door naar het politiebureau, dat slechts enkele kilometers verwijdert is.

24 juli 2007 De rechtbank: eerste zitting (0 km)
We nemen plaats in een kantoortje in het politiebureau. Men spreekt nauwelijks Engels en we moeten lange tijd wachten. Wel mogen we Piet bellen. Na enige tijd komt er een politieauto. We gaan nog een keer kijken op de onheilsplek. We leggen nog een keer uit wat er allemaal gebeurt is. Het duurt allemaal nogal lang. Mirjam wil naar een hotel en in ieder geval douchen en slapen.

Men heeft het er steeds over dat het waarschijnlijk Afghanen zijn. Terug bij het politiebureau blijkt dat ze er ook al drie hebben opgepakt. We moeten vertellen of we ze herkennen, maar het zijn drie andere mannen. Daarna mogen we onze spullen pakken en worden we -30 km naar het noorden- in Saveh bij een hotel afgezet. Terwijl Mirjam onder de douche staat probeer ik tot tweemaal toe  op bed te gaan liggen. Ik krijg geen lucht meer als ik ga liggen. Na een heerlijke douche probeer ik weer op bed te gaan liggen. Weer kan ik bijna geen lucht meer krijgen. Mirjam waarschuwt de receptie. Even later komt er een militair. Hij brengt ons naar het ziekenhuis.

Men luistert naar mijn ademhaling en maakt een foto van mijn bovenlichaam. Er is gelukkig niets gebroken. Maar waarom loop ik dan te piepen en ben ik zo benauwd. Ik moet ter observatie in het ziekenhuis blijven. Ik moet op bed gaan liggen om een infuus in te krijgen. Maar zodra ik ga liggen stik ik weer bijna. Het bed wordt zo ver mogelijk opgedraaid. Nu kan ik in bed zitten en dat gaat veel beter. Mirjam gaat -terwijl het inmiddels al licht is geworden- op een bed naast me liggen. Ik kan niet slapen.

Om 9.00 uur worden we opgehaald en naar het politiebureau gebracht. We vertellen ons verhaal nog een keer aan de politiechef en een vertaler. Daarna mogen we terug naar ons hotel om eindelijk wat te slapen.

In het hotel wordt er al weer snel op onze deur geklopt. Piet en zijn vrouw Truus staan voor de deur. Mirjam is zo opgelucht dat ze begint te huilen. Ze komen ons helpen. En een betere hulp kunnen we ons in deze situatie niet wensen. Piet heeft veel contacten en Truus is advocate. Piet heeft na ons telefoontje het vliegtuig van Tabriz naar Teheran genomen. Zijn vrouw heeft hem daar opgepikt en samen zijn ze naar Saveh gereden.

Twee van de mannen zijn inmiddels opgepakt en hebben ook al bekend. We gaan weer naar het politiebureau. Voor de eerste crimineel wordt Mirjam meegenomen. Ze moet zeggen of ze hem herkent. Als ze terug is wordt de tweede crimineel binnengebracht. Ik herken hem meteen. Mirjam herkent hem niet direct. Maar deze heeft ze met een steen op zijn hoofd geslagen. Hij blijkt nog bloed tussen zijn krullen te hebben. Nu kunnen ze dit ook controleren want het shirt van Mirjam zit onder het bloed.

Piet vertelt ons dat aan deze zaak de hoogste prioriteit gegeven wordt. Men doet er alles aan om ook de derde -en volgens Mirjam grootste crimineel- te vangen. De rechtbank -die normaal sluit om 14.00 uur- blijft vandaag open tot ver in de avond om onze zaak zo spoedig mogelijk te laten verlopen. Voor de rechtbank mogen we ons verhaal nog een keer doen. Piet schrijft het verhaal van Mirjam op. De vertaler schrijft mijn verhaal op.

Naast de twee verdachten, is ook de oudere man die ons gered heeft aanwezig. Ik geef hem een hand en bedank hem tot tweemaal toe. Hij ziet eruit alsof hij 55 jaar oud is. Maar men zegt dat hij slechts 32 jaar oud is. Hij blijkt de broer te zijn van een van de verdachten die het eerste bij het gebouwtje was. Ook de andere mannen zijn familie. Hij heeft zijn eigen familie aangegeven en hoort nu hier in de rechtbank dat dat waarschijnlijk de doodstraf voor ze betekent.

Na een maaltijd in een restaurant rijden we laat in de avond naar de woning van Piet en Truus. We moeten ter beschikking van de politie blijven, maar waarschijnlijk hoeven we niet in Saveh te blijven.

25 juli 2007 De rechtbank: tweede zitting (0 km)
Rond 10.00 uur worden we wakker. Eindelijk heb ik weer eens goed geslapen. We hebben in het flatgebouw van Piet en Truus de beschikking over een klein kelderappartement. Op de eerste en tweede verdieping woont familie. In de bovenste woning wonen Piet en Truus, samen met hun kinderen. We gaan boven  ontbijten. Zoals gewoonlijk wordt er uitstekend voor ons gezorgd.

Al snel krijgen we te horen dat ook de derde crimineel is opgepakt. Ze hebben 200 politiemannen ingezet. Ook is er -als ik dat goed begrijp- geslagen om van de anderen informatie te krijgen over zijn verblijfplaats. We moeten terug naar de rechtbank in Saveh. Als ik in de auto stap doet het pijn. Ik begin te huilen, maar niet van de pijn. Ik heb er niet zo'n gevoel bij waarom, maar ik blijf een kwartier lang huilen.

Ik ben voor Mirjam in de rechtzaal. Ze vragen of ik hem herken. Ik zit schuin achter hem en ik herken hem niet. Ik mag naar voren lopen. Ik herken hem nog steeds niet. Als Mirjam binnen komt kijkt de verdachte om. Ze schrikt enorm door het weerzien met de man die haar als eerste heeft verkracht. Op het eind heeft hij haar proberen te vermoorden met de schop. Hij heeft dit toen uitgesteld om haar eerst nog een keer te verkrachten. Toen er iemand met een lamp kwam is hij meteen gevlucht.

Vandaag hoeven we niet ons hele verhaal opnieuw te vertellen. Maar er worden allerlei vragen gesteld die vooral op de derde verdachte betrekking hebben. Dit moet allemaal wel heel erg pijnlijk voor haar zijn. Ook zie ik dat ze angst heeft voor deze verdachte. Maar ze slaat zich er bewonderenswaardig goed doorheen.
 
Verder wordt mij nog gevraagd welke klappen ik van deze verdachte heb gehad. En dat ware rake klappen met de steel van de schop. Ik moet mijn shirt uit doen om dat te laten zien. Maar er is nauwelijks -op wat blauwe plekken na- iets te zien aan mijn lijf.

De derde verdachte heeft van zijn familielid -de man die ons gered heeft- gehoord dat hij maar beter kan ontkennen. In de hoop de doodstraf te ontlopen ontkent hij veel zaken. Ook zegt hij dat Mirjam vrijwillig met hem mee is gegaan. De verdachte heeft een pijnlijk rode duim. Zouden ze hier nog duimschroeven hebben? De twee eerste verdachten zitten er verslagen bij. De derde verdachte zit rechtop en hoort alles gelaten aan.

26 juli 2007 De rechtbank: derde zitting (0 km)
Om 9.00 uur moeten we bij de rechtbank zijn. Deze zitting -met vijf rechters- gaat alleen over de verkrachting. Als we binnenkomen zitten de drie verdachten achter in de zaal. Wij gaan voor in de zaal zitten. Mirjam kan er niet goed tegen dat de verdachten achter haar zitten. Ik vraag of we de opstelling in de zaal kunnen veranderen. Dat mag gelukkig.

De drie verdachten hebben nu ook twee verdedigers -die overigens veel te laat komen- toegewezen gekregen. Er ligt een eis van ophanging voor twee verdachten en voor de andere 15 jaar gevangenisstraf. Mirjam moet weer allerlei pijnlijke details vertellen. Aan het einde van de zitting wordt één van de verdachten -die waarschijnlijk de doodstraf krijgt- gevraagd of hij schuldig is. Daarna moet hij de rechtzaal verlaten om meteen weer terug te komen. Dan wordt hem opnieuw gevraagd of hij schuldig is. Zo wordt hem dit vier keer gevraagd. Dit moeten dan vier rechtzittingen voorstellen. Dit herhaalt zich bij de andere verdachte die ook waarschijnlijk de doodstraf krijgt.

Na een zitting van bijna vier uur gaan we naar het politiebureau om onze visa te laten verlengen. Dat duurt allemaal erg lang. En als we denken dat we klaar zijn, blijkt dat er op de snelweg nog een afspraak gemaakt is met de baas van de politiechef voor een handtekening. Rond 16.00 uur kunnen we eindelijk wat eten.

Daarna gaan we de fietsen ophalen op het politiebureau. Piet heeft een bakkie -auto met laadbak- ingehuurd die onze fietsen naar zijn woning zal brengen.

3 augustus 2007 Slapen in de gebedsruimte (115 km)
Om 2.30 uur word ik wakker. Ik heb enorme pijn onder mijn linkeroksel, bij mijn ribben. Ook de linkerschouder -hoe kom ik daar nu weer aan- is heel pijnlijk. Ik hou het niet meer uit. Ik kan niet meer liggen en loop op en neer door de kamer. Zal ik hulp halen en weer naar het ziekenhuis gaan? Daar heb ik geen zin in. Want dan gaat het net als de vorige keer: “Alles is in orde”. Het doet alleen zo'n pijn dat ik weer moeite heb met ademhalen. Ik neem een ibruprofentablet. Na een half uur zakt de pijn in de schouder. Ik weet nog steeds niet hoe ik moet gaan zitten. Liggen lukt al helemaal niet van de pijn. Ik neem nog een ibruprofentablet. Na weer een half uur zakt de pijn en val ik weer in slaap in mijn koele -airco- hotelkamer.

Na alle gebeurtenissen in Saveh is Mirjam 10 dagen naar Nederland. Ze wil haar reis wel vervolgen maar weet nog niet hoe.

Als ontbijt eet ik een halve pizza op mijn hotelkamer. Voor mijn vertrek krijg ik een fles koud -nu nog ijs- water mee. Het is warm en extreem vochtig. Mijn kleren zijn meteen vochtig van het zweet. De weg gaat door een vlak groen landschap. Links ligt -uit het zicht- de Kaspische Zee en rechts liggen in de verte groene bergen. Iran is in Nederland vooral bekend om zijn droge woestijnachtige landschappen. Het tegendeel is in dit gedeelte waar.

Ik heb al snel weer honger en dorst. Ook ben ik moe. Bij een fruitstalletje koop ik wat bananen. Ze hebben -zoals op veel plaatsen in Iran- een ligbank. Ik mag er even lekker op uit rusten. Er staat op deze plek bijna geen wind. Met het warme vochtige weer betekent dat dus flink zweten. Er komt nog iemand bij het stalletje. Hij begint aan mijn sokken te trekken. Dat wil ik niet. Dan pas heb ik in de gaten dat hij met de waterslang mijn voeten had willen koelen.

Na de rustpauze heb ik nog steeds honger. Ik ben wel lekker uitgerust. In de buurt van Sari is een soort klein truckers café. Ze hebben er dizzi -of hoe je dat ook mag schrijven-. Een soort maaltijdsoep met onder andere vlees en aardappel. De soep zit in een klein hoog pannetje. Daarnaast is er een schaaltje met een stamper. Wat ik met die stamper moet is me niet helemaal duidelijk.

Ik probeer de hele dag rustig aan te doen. Op de goede vlakke wegen gaat het -met wind in de rug- snel. Ik stop nog drie keer om wat te drinken. Steeds hoef ik niet af te rekenen. De gastvrijheid is enorm. Vanochtend heb ik -omdat het niet goed uitkwam- ook al twee uitnodigingen om te gaan eten afgeslagen.

In Behsahr ga ik -na een gratis ijsje- op zoek naar een hotel. Ik heb -net als gisteren- last van mijn linkerknie. Ik wil geen kilometer meer verder fietsen. Het duurt lang voor ik een hotel gevonden heb. Het is helaas gesloten en ik wordt naar het volgende hotel doorverwezen. Daar aangekomen zegt men dat het vol is. Om de één of andere reden geloof ik dat niet. Maar ook als ik aandring mag ik niet blijven.

Een kilometer verderop ga ik eerst in een restaurant eten. Onder het eten informeer ik nog naar een overnachtingsmogelijkheid. Ik kan natuurlijk -net als veel Iraniërs- mijn tent opzetten op een druk verkeersplein. Maar gelukkig is dat niet nodig. Van de hoteleigenaar mag ik boven in een kamertje slapen. Ik kan me douchen in de toiletruimte. Mijn kamertje is normaal de gebedsruimte van het restaurant. Op de vloer staat een pijl die de richting aangeeft waar naartoe gebeden moet worden. Aan de muur hangt een kastje waarin stenen liggen. Deze stenen kun je gebruiken om ervoor te zorgen dat je hoofd tijdens het bidden niet de onreine vloer raakt.

13 augustus 2007 Turkmenistan (85 km)
Ik ben vroeg op vandaag. Maar ik kan pas om 7.00 uur ontbijten in het restaurant van mijn hotel. En om 8.00 uur gaat het douanekantoor -het hotel staat op 500 meter van de Iraans-Turkmeense grens- pas open. Van de hotelier krijg ik een flink brood mee voor onderweg. Ik vul voor ik vertrek ook mijn waterflessen. Twee extra flessen neem ik mee onder de snelbinder. Zo heb ik 7,5 liter water bij me.

Om 7.50 uur sta ik voor het loket van de Iraanse douane. Er staan vijf mannen voor me. De douanier in het kantoortje vraagt mijn paspoort. Net als ik hoop weer snel verder te kunnen, zie ik dat hij nog twee stapels met paspoorten heeft liggen. De douanier krijgt telefoon. Zo ben ik alweer 20 minuten aan het wachten. Iedereen voor het loket moet plaats nemen in de wachtruimte. Hij zal ons dan zelf wel roepen. Na ruim een uur roept hij me. Hij vraagt mijn naam e.d. na en voert de gegevens in een computer in. Dan zet hij een uitreisstempel in mijn paspoort. Hij legt het paspoort voor me klaar. Net als ik het wil pakken grijpt hij het paspoort terug. Hij kijkt eerst nog eens naar mijn pasfoto en dan naar mij. Hij geeft het paspoort, maar weer trekt hij het snel terug net voordat ik het kan aanpakken. Nogmaals kijkt hij naar mijn pasfoto en daarna naar mij. Dit theater herhaalt hij nog een keer en dan mag ik Iran verlaten.

Iran was een vreemd land waar ik met gemengde gevoelens op terug kijk:
-het land van olie en gas, maar waar de benzine op de bon is.
-het land met de aardigste mensen ter wereld, maar waar we overvallen werden.
-het land van de goede wegen maar waar het verkeer in de steden een chaos is.
-het land waar ik droogte en hitte verwachtte, maar waar de beklimming van de
  Damavand in de verse sneeuw eindigde.
-het land waar ik –vanwege de aangepaste route na de overval- in plaats van door de
 woestijn, door een extreem vochtig klimaat richting Mashhad fietste
-een redelijk modern islamitisch land, maar waar veel vrouwen als angstige, teruggetrokken, tweederangs wezens in een zwarte doek lopen.
-het land waar je vaak op kruispunten niet linksaf mag, maar waar je rechtsaf moet
 slaan en dan verderop op de weg moet keren.
-het land waar rijkere families als hobby hebben om in de auto onderweg te zijn in druk
 stadsverkeer. (o.a. even ‘s avonds een picknick: 1,5 uur heen en 1,5 uur terug)
 Ik heb nog nooit zoveel in de auto gezeten als afgelopen maand.
-het land waar alles verboden lijkt, maar waar verkeersregels niet lijken te bestaan.
-bij het afrekenen is 1.000 meestal 10.000

Ik fiets over een stalen brug de grensrivier over. Aan de andere zijde meld ik me. Mijn naam wordt ingeschreven in een groot boek. Daarna mag ik verder naar het douanekantoor. In het douanekantoor worden mijn gegevens in een computer ingevoerd en op een kaartje gedrukt. Dan moet ik naar de kassa om 10 dollar te betalen. Ik heb alleen een 20 dollarbiljet. Ik vraag of iemand in het kantoor kan wisselen. Als niemand kan wisselen, loopt de man achter de kassa voor me naar de bank.

Mijn tassen moeten door een scan apparaat. Het is druk bij het apparaat. Het lijkt wel of er een hele vrachtauto met dozen en complete, vier meter lange, tapijtrollen worden uitgeladen en daarna gescand. Ondertussen ben ik met het papier van de kassa terug geweest voor het ontvangen van mijn -met de computer uitgedraaide- inreiskaartje.

Bij de volgende douanier wordt er een declaratieformulier voor me ingevuld. Ze vragen allerlei zaken die ik niet kan verstaan. Uiteindelijk laat ik invullen hoeveel dollars en euro's -op 50 stuks na om zwart te kunnen wisselen- ik heb. Mijn camera en de thermo kleding worden als mijn bagage ingevuld. Dit alles vult de man op twee papiertjes in. Waarom dat niet met carbonpapier of zoiets gedaan wordt is me niet duidelijk. Als hij eindelijk klaar is komt hij op het idee dat mijn fiets er ook op moet staan. Hij begint opnieuw twee formulieren in te vullen.

Na nog wat stempelwerk mag ik het douanekantoor verlaten. Bij de poort -waar je het douanecomplex af kunt- staat ook weer -net als bij de grensrivier- iemand met een groot boek die invult wie het complex verlaat.

Als ik Turkmenistan in fiets blijk ik niet door het grensdorp te gaan maar direct de woestijn in. Ik heb gelukkig voldoende water bij me. Urenlang fiets ik door een woestijn vol met struikgewas. Het is steeds beuken tegen de harde wind in.

Na ongeveer 30 km is er een dorpje langs de weg. Het ziet er geheel anders uit dan in Iran. Het dorp is een verzameling vrijstaande huizen met een rommelige tuin eromheen. De winkel is van buiten niet te herkennen als winkel. Ik koop er een groot suikermeloen en een fles warme cola. Op een bankje -tegenover de winkel- eet ik in de schaduw brood met meloen.

Na uren lang tegen de wind in fietsen door de woestijn, zitten er vier mannen langs de weg. Ze vragen of ik erbij kom zitten. Ze nodigen me uit om wodka mee te drinken. Dat sla ik af maar met koud water kan ik ook prima toosten. Samen met de mannen eet ik brood met meloen. Hoewel niemand Engels spreekt komt er toch een heel -gezellig- gesprek.

Op het slechte asfalt is de Sovjet invloed weer te zien. Er rijden oude Lada's en andere Russische auto's. Ook zie ik weer verschillende oude motoren met zijspan. En net als de vier voormalige Sovjet Republieken waar ik eerder deze reis doorheen kwam zijn er weer bushokjes waar ik in de schaduw kan zitten.

Als de zon ondergaat kom ik bij een groot irrigatiekanaal. Net na de brug over het kanaal zet ik mijn tent op bij een kleine boerderij. Ik krijg brood, een soort jam achtig spul -dat naar meloen smaakt- en thee van de bewoners. Onder het eten maak ik een paar foto's van het gezin met twee kinderen. Het hele gezin slaapt buiten op een soort groot bed met een muskietengaas er overheen. Dat laatste is wel nodig want het zit hier vol met muggen.